- Zakelijk Engels
- Leestijd: 8 minuten
Wil je beter zakelijk Engels leren schrijven? Dan moet je mij wel kunnen volgen. Daarom beginnen we met Engelse taalbegrippen. Denk aan begrijpend lezen op de basisschool: wanneer je leest om te leren, moet je begrijpen wat je leest.
De inhoud
Ontdek de 9 Engelse woordsoorten in dit eerste bericht. In het tweede lees je meer over woordgroepen en zinnen.
In het kort
1. Words
Het Engels kent 9 woordsoorten: nouns, pronouns, verbs, adverbs, adjectives, articles, prepositions, conjunctions en interjections.
Woorden kunnen, afhankelijk van hun functie in de zin, meerdere woordsoorten vormen.
Denk aan: ‘ik vraag je lief’ en ‘ik snap de vraag niet’. Hier is het woord ‘vraag’ eerst een werkwoord en daarna een zelfstandig naamwoord.
2. Phrases
Phrases zijn groepjes woorden in een zin. Deze woorden vormen samen een betekenis. In een phrase vind je géén onderwerp of werkwoord.
3. Clauses
Clauses zijn ook woordgroepen die samen een betekenis vormen. Maar in een clause zit wel een onderwerp en werkwoord.
4. Sentences
Een sentence of zin is een groep woorden die samen een complete gedachte vormt: altijd met onderwerp en werkwoord.
Elke zin heeft een onderwerp en persoonsvorm. De persoonsvorm is een werkwoord. Die verandert van vorm als je de tijd verandert:
Ik vroeg je lief. Ik snapte de vraag niet.
Stel de vraag 'wie/wat + persoonsvorm' en je vind het onderwerp van de zin:
Wie vroeg? Wie snapte? Ik.
Mooi.
Ok, let's dive into it!

1. Words
We bespreken de Engelse woordsoorten stap voor stap. In het lijstje hieronder geef ik alvast de Nederlandse tegenhanger.
Noun ⇨ zelfstandig naamwoord
Pronoun ⇨ voornaamwoord
Verb ⇨ werkwoord
Adverb ⇨ bijwoord
Adjective ⇨ bijvoeglijk naamwoord
Article ⇨ lidwoord
Preposition ⇨ voorzetsel
Conjunction ⇨ voegwoord
Interjection ⇨ tussenwerpsel

#1 Nouns
Woorden die een persoon, plaats, ding of idee omschrijven, noemen Engelsen nouns.
Het woord professionals bijvoorbeeld, is een noun omdat het personen omschrijft (die een vakmanschap bezitten).
Proper nouns en common nouns
In het Engels heb je proper- en common nouns.
Een proper noun beschrijft een specifiek persoon, plaats of ding. Deze ‘eigennaam’ schrijf je altijd met een hoofdletter. Denk aan Einstein en Eindhoven. Maar ook aan Friday, September en Christmas!
Alle andere nouns zijn (onbepaalde of algemene) common nouns.
Count nouns en noncount nouns
Common nouns die je kunt tellen, heten count nouns. Ze staan in enkelvoud of meervoud. Ook kun je er a of an voor plaatsen:
idea, teacher, book.
Noncount nouns beschrijven dingen die je niet kunt tellen. Ze zijn nooit meervoud en je kan er geen a of an voor zetten:
oxygen, sunshine, information
Gerunds
En dan heb je nog gerunds. Dit zijn werkwoorden die eindigen op -ing en worden gebruikt als noun.
Swimming is good exercise.
I enjoy cooking.
#2 Pronouns
Pronouns zijn woorden die nouns of noun phrases vervangen. Ze verwijzen naar een zelfstandigheid. Er zijn 8 soorten pronouns.
#3 Verbs
Wil je beter zakelijk Engels leren schrijven? Dan moet je mij wel kunnen volgen. Daarom beginnen we met Engelse taalbegrippen.
Denk aan begrijpend lezen op de basisschool: wanneer je leest om te leren, moet je begrijpen wat je leest.
Een verb is een woord dat een handeling, situatie of proces beschrijft. Denk aan onze werkwoorden.
Main verbs en helping verbs
Een zin kan meerdere verbs bevatten. Maar elke zin heeft minstens één main verb, of hoofdwerkwoord. De andere werkwoorden – helping verbs – geven deze main verb meer betekenis.
Writing en fishing zijn main verbs. Zij dragen de hoofdbetekenis van de zin:
I was writing.
I should have been fishing.
The principal parts of verbs
Engelse verbs veranderen van vorm als je ze vervoegt. Net als onze werkwoorden.
De 5 vervoegingen van een Engels werkwoord noemen zij ‘the principal parts of verbs’:
The base form | write, fish |
The S-form | writes, fishes |
The past tense | wrote, fished |
The past participle | written, fished |
The present participle (-ing form) | writing, fishing |
Regular verbs en irregular verbs
Transitive verbs en intransitive verbs
Verbs kunnen transitive en intransitive zijn. Dat betekent overgankelijk en onovergankelijk.
In tegenstelling tot intransitive verbs, hebben transitive verbs een [direct object]. Dit is een noun of pronoun die de actie ondergaat.
I love [you].
They bought [a small boat].
She cycled home and studied for another hour.
Linking verbs
Een linking verb koppelt het onderwerp van de zin aan een toevoeging. Deze aanvulling kan 1) een noun zijn die het onderwerp hernoemt of 2) een adjective die het onderwerp omschrijft. Bijvoorbeeld:
1) Dolphins are social animals.
2) Your music sounds awesome.
Dit noemen we in Nederland een koppelwerkwoord. Het meest voorkomende Engelse koppelwerkwoord is be. De andere zijn: feel, look, smell, sound, taste, become, remain, seem.
Contractions
Tot slot zit een verb soms verstopt in een contraction, of samentrekking:
I’m = I am
She’d = She had OF she would
You’ve = You have
In zakelijk Engels gebruiken we geen contractions. We schrijven het werkwoord voluit.
#4 Adjectives
Adjectives geven meer informatie over nouns en pronouns: ze veranderen of specificeren de informatie die een noun geeft. Wij noemen adjectives: bijvoeglijke naamwoorden.
Je zou kunnen zeggen ’they are smart’. Hierbij wordt de personal pronoun they, met de linking verb are, verder omschreven of gespecificeerd als smart. De adjective benoemt een kenmerk van de noun.
Pronouns, nouns en ‘verbs eindigend op -ing en -ed’, kunnen adjectives zijn. Denk aan: my lesson, a pet store of a sleeping lady.
Adjectives kunnen na een linking verb komen. En horen vaak bij een preposition, zie #6.
#5 Articles
De 3 adjectives die nouns specifiek of niet-specifiek maken, heten articles. Wij hebben hier ook 3 woordjes voor: de, het of een. Engelsen gebruiken a, an of the.
Indefinite en definite articles
A en an zijn indefinite articles. Ze maken een noun niet-specifiek of onbepaald. Als je a of an gebruikt, dan praat je over een noun of pronoun in het algemeen.
The is de definite article. Gebruik deze als je over iets of iemand ‘in het bijzonder’ praat.
#6 Prepositions
Prepositions zijn woorden die relaties aangeven in bijvoorbeeld richting, tijd, plek en bezit. Wij noemen dit voorzetsels.
Een preposition komt vaak voor met een noun. Maar soms ook met adjectives of verbs.
Er bestaan veel vaste adjective + preposition-combinaties, bijvoorbeeld: amazed by, crazy about of grateful for.
#7 Adverbs
We zijn er bijna. Adverbs geven meer informatie over verbs, adjectives en andere adverbs. Het zijn bijwoorden.
Verwar adverbs niet met adjectives. Die geven meer informatie over nouns en pronouns.
#8 Conjunctions
Conjunctions zijn voegwoorden. Ze verbinden woorden en woordgroepen. Daarbij geven ze een relatie aan.
Coordinating conjunctions verbinden twee of meer dezelfde woordsoorten. Het zijn de woordjes for, and, nor, but, or, yet en so.
Correlative conjunctions verbinden twee woorden van dezelfde soort: both a and b, neither a nor b, either a or b, whether a or b, not only a but also b.
Een subordinating conjunction geeft de relatie aan met de rest van de zin en is het eerste woord in een afhankelijke clause. Bijvoorbeeld after, although, when.
Conjunctive adverbs zijn adverbs die zich gedragen als conjunctions en een relatie tussen onafhankelijke clauses aangeven. Denk aan besides, moreover, instead. Hierover later meer.
#9 Interjections
Strong interjections met een uitroepteken of weak interjections met een komma, zijn woorden of woordgroepen die verbazing of emotie laten zien.
Zo. Tijd voor een kop koffie, een blik uit het raam en een korte recap (samenvatting).
Wat weten we nu van Engelse woordsoorten?
Je weet nu dat nouns en pronouns een zelfstandigheid omschrijven. Adjectives geven meer informatie over deze nouns en pronouns. De 3 adjectives die ze bepaald of onbepaald maken heten articles.
Verbs beschrijven een handeling, situatie of proces. Adverbs geven meer informatie over verbs.
Conjunctions verbinden woorden en woordgroepen. Ze geven net als prepositions een relatie aan tussen woorden. Tot slot, beschrijven interjections een emotie.
Vergeet niet dat je proper nouns met een hoofdletter schrijft. Lees meer over de woordsoorten in het derde deel: Grammatica.
In het volgende bericht lees je meer over phrases, clauses en sentences. Dit zijn Engelse woordgroepen en zinnen.